Duif
Het had geonweerd en de straat was nat, het asfalt lag als water aan de oever van het trottoir, waar plechtig trad een duif en koerde als een kind, maar droever.
De hemel boven ’t park werd licht, de bomen stonden groen, afzonderlijk en ieder leek een bos, zo bol zo wonderlijk en in zichzelf gekeerd, prevelend opgericht.
Ik liep te kijken in de korte stille straat en zag de duif, de kleur van onweer op zijn vleugels en poten roze als de dageraad.
M. Vasalis (1909-1998) uit: Vergezichten en gezichten (1954) |