Opmaat

Scheppingsverhaal

 

Gods kind had blokken in zijn boezelaar,*

Waarmee het in de wolken had gespeeld.

Maar toen zij op wou bergen, moe, verveeld,

Zag ze in de doos en wist niet hoe ze daar

 

In passen moesten, keurig ingedeeld.

Want God was streng, maar sliep – dus geen gevaar.

Zij liet ze vallen, zag er niet meer naar

Om en ging vlug naar een mooi engelbeeld.

 

De blokken vielen door een leeg heelal

En kwamen op een lege wereld, waar

Ze bleven zoals ze er heen geworpen.

 

De meeste sprongen stuk tot berg en dal;

En die heel bleven vormden hier en daar

De grote steden en de kleine dorpen

 

 

Jan Jacob Slauerhoff in Serenade (1930)

 

* Een voorschort vooral door vrouwen en kinderen gedragen